Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 mei 2016. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van medeplegen van verduistering, valsheid in geschrift, witwassen en deelname aan een criminele organisatie, in het bijzonder de zogenaamde Klimop-zaak. De betrokkene heeft zijn beroep in cassatie ingesteld met bijstand van zijn advocaten H. Sytema en C.M.H. van Vliet. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk heeft bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.