Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 juli 2016.
Hoge Raad
In de Klimop-zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2015. De verdachte, geboren in 1967, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat C.M.H. van Vliet, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L. Nuy, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.