ECLI:NL:HR:2017:2373

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
16/04554
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de onroerendezaakbelastingen en de waardering van onroerende zaken voor het jaar 2014, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, terwijl het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn een incidenteel beroep in cassatie had ingesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten van zowel de belanghebbende als het College beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 16/04554
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het incidenteel beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn (hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 3 augustus 2016, nr. BK-15/01081, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/9366) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2014 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het College heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft in het incidenteel beroep in cassatie een verweerschrift ingediend.
Het College heeft in het incidenteel beroep in cassatie een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten van belanghebbende en het College

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.