In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2014 door de gemeente Maasgouw. De uitspraak van het Gerechtshof was gedaan op 12 januari 2017 en betrof een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Limburg.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en ook het verzoek van belanghebbende om teruggave van griffierecht werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat er geen sprake was van samenhang tussen de onderhavige zaak en een andere zaak die bij de Hoge Raad was geregistreerd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.