Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
19 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 21 november 2014 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Peru in 1966. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat B.Th. Nooitgedagt uit Amsterdam. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn opgenomen in de aan het arrest gehechte schrifturen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 19 april 2016 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.