In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 12/05479. De zaak betreft douanerechten en omzetbelasting, specifiek de toepassing van artikelen 203 en 204 van het Communautair Douanewetboek (CDW) en de beëindiging van de douaneregeling voor extern communautair douanevervoer. De Hoge Raad heeft de prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie in aanmerking genomen, die op 29 oktober 2015 is gegeven in de zaak B&S Global Transit Center B.V. (C-319/14). De Hoge Raad oordeelt dat de douaneschuld ontstaat op grond van artikel 203 CDW, ondanks dat de goederen buiten het douanegebied van de EU zijn gebracht. Dit is het gevolg van het feit dat de goederen niet zijn aangebracht bij een kantoor van bestemming, waardoor zij aan het douanetoezicht zijn onttrokken. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende verworpen en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.