In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Verenigde Staten van Amerika tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft verzoeken tot vermindering van het geheven recht van schenking, waarbij de belanghebbenden, de Verenigde Staten van Amerika, in hoger beroep waren gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had in haar uitspraak, genummerd AWB 11/5910 tot en met 11/5914, de verzoeken van de belanghebbenden afgewezen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman werd gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek tot vermindering van het recht van schenking alleen kan worden ingediend door degene ten name van wie dat recht is geheven. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is aan de uitspraak van het Gerechtshof gehecht.