Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 19 december 2013, nr. 12/01120, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 11/2083) betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
.Aangezien het Protocol volgens artikel 80 van de Overeenkomst een integrerend onderdeel vormt van de Overeenkomst, behoort artikel 16 van het Protocol tot de bepalingen die de reikwijdte van de bij de Overeenkomst tot stand gebrachte vrijhandelszone begrenzen. Het gaat in de Overeenkomst derhalve niet om de wijze waarop de Europese Unie producten met oorsprong Europese Unie moet behandelen. Dat strookt ook met het in het douanerecht van de Unie geldende uitgangspunt dat goederen die met een lidstaat als land van oorsprong de Europese Unie verlaten voor de toepassing van het douanetarief hun communautaire status in beginsel verliezen (zie artikel 4, onderdeel 8, van het Communautair Douanewetboek; hierna: het CDW). Bij terugkeer in het vrije verkeer van de Europese Unie zijn daarom – afgezien van de in artikel 185 van het CDW voorziene vrijstelling – douanerechten verschuldigd naar het gewone (conventionele) tarief. Dit zou anders zijn wanneer de Overeenkomst erin zou voorzien dat voor dergelijke goederen een tariefpreferentie zou gelden. Hiervan is geen sprake.