Conclusie
1.Overzicht
2.Feiten en geding in feitelijke instanties
De feiten
3.Het geding in cassatie
4.Vooraf: de procedure die heeft geleid tot het arrest van 13 maart 2015
5.De ‘ratio’ van art. 239 CDW in de REM-beschikkingen
Inleiding
British American Tobacco [19] :
Bolton Alimentari [22] . De zaak die tot dit arrest heeft geleid gaat over een tariefcontingent voor tonijnconserven uit Thailand. De belanghebbende deed een beroep op het contingent in haar douaneaangiften, maar dat beroep werd pas een dag later aanvaard door de Italiaanse douaneautoriteiten, omdat de douanekantoren op zondag waren gesloten. Op de eerste dag was dat contingent al uitgeput en de belanghebbende kwam hiervoor dan ook niet meer in aanmerking. Het Hof van Justitie oordeelt in dit arrest dat art. 239 CDW kan zien op zo’n situatie. Met betrekking tot de vergelijkbaarheid met de andere marktdeelnemers oordeelt het Hof van Justitie:
Rottendorf Pharma [25] .
Rottendorf Pharmaheeft geleid, gaat het om een product dat uit een derde land in het douanegebied van de Unie is gebracht en waarvoor invoerrechten zijn betaald. Aan Rottendorf Pharma was een vergunning verleend om als toegelaten exporteur communautaire goederen uit te voeren. Aanvankelijk was het door Rottendorf Pharma ingevoerde product als een communautair goed aangemerkt in het gegevensverwerkingssysteem van Rottendorf Pharma. Met terugwerkende kracht werd vervolgens voor het ingevoerde product een vergunning actieve veredeling afgegeven en werden de betaalde douanerechten terugbetaald. De regeling actieve veredeling houdt – kort gezegd – in dat (nog) geen douanerechten worden geheven ingeval niet-communautaire goederen in de Unie worden bewerkt en vervolgens worden wederuitgevoerd. [26] Een van de voorwaarden voor de desbetreffende vergunning was dat voor de aanzuivering van de douaneregeling de goederen bij uitvoer bij het douanekantoor moesten worden aangebracht. Doordat het ingevoerde product in het gegevensverwerkingssysteem van Rottendorf Pharma nog was aangemerkt als een ‘communautair goed’, werden de (veredelde) goederen per abuis uitgevoerd in het kader van de als toegelaten exporteur verleende vergunning en niet bij het douanekantoor aangeboden. Vanwege een onttrekking aan het douanetoezicht werden (opnieuw) douanerechten verschuldigd. De verwijzende rechter heeft aan het Hof van Justitie de vraag gesteld of in deze situatie, waarin de door de betrokkene ingevoerde niet-communautaire goederen uit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd en de omstandigheden die tot de douaneschuld hebben geleid niet het gevolg zijn van kennelijke nalatigheid van de belanghebbende, de douanerechten kunnen worden terugbetaald.
guidance on repayment and remission. Ik citeer hieruit: [31]
Döhler Neuenkirchen [42] :
Rottendorf Pharma. Zoals gezegd, volgt uit dat arrest dat de omstandigheid dat niet-Uniegoederen daadwerkelijk naar een derde land zijn wederuitgevoerd, geen bijzondere situatie voor de toepassing van art. 239 CDW oplevert. Ook in die zaak had kunnen worden betoogd dat de terugbetaling geen financiële impact heeft op de EU, als wordt vergeleken met de situatie waarin de goederen wél de goede status hadden gekregen in het gegevensverwerkingssysteem. Naar het oordeel van het Hof van Justitie bevindt de marktdeelnemer zich echter niet in een uitzonderlijke situatie in vergelijking met andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen (5.17).
6.Klaarblijkelijke nalatigheid
Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading [53] . In deze (Nederlandse) zaak had de Commissie al geoordeeld dat niet was voldaan aan de tweede voorwaarde voor toepassing van art. 239 CDW (klaarblijkelijke nalatigheid). [54] De Hoge Raad stelde de vraag in hoeverre de nationale rechter in zo’n geval nog bevoegd is de beoordeling in het kader van art. 220(2)b CDW te verrichten (vergissing kon redelijkerwijs worden ontdekt). Het Hof van Justitie oordeelde als volgt: