ECLI:NL:HR:2015:518

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13/03184
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag in verband met vervoeren van verdovende middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren van ongeveer 508 gram heroïne en 105 gram cocaïne op 23 december 2009 te Zwijndrecht. Het Gerechtshof had de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.639,35 gelast, op de grond dat dit bedrag geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde feiten was verkregen. De verdachte heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. E.E.W.J. Maessen, middelen van cassatie heeft voorgesteld.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft het vierde middel beoordeeld, dat klaagde over de onvoldoende motivering van de verbeurdverklaring van het geldbedrag. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof over de herkomst van het geldbedrag niet begrijpelijk was, omdat er geen nadere motivering was gegeven. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De overige middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de zaak dus gedeeltelijk vernietigd en terugverwezen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

Uitspraak

3 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/03184
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 februari 2013, nummer 22/005459-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1.
Het middel klaagt dat de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 23 december 2009 te Zwijndrecht opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 508 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 105 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet."
2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de verbeurdverklaring het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.639,35 verbeurd zal worden verklaard.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 2.639,35, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten. Het hof is van oordeel dat het geldbedrag samenhangt met de bewezenverklaarde feiten, nu het geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde is verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte."
2.4.
In aanmerking genomen dat is bewezenverklaard - zakelijk weergegeven - het vervoeren van verdovende middelen, is het oordeel van het Hof dat het in het middel bedoelde geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde is verkregen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2015.