ECLI:NL:HR:2008:BG4211
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Heffing van belasting op personenauto's en motorrijwielen bij verhuur van een auto met buitenlands kenteken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2008 uitspraak gedaan over de heffing van belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) in het geval van een auto met een buitenlands kenteken die langdurig wordt verhuurd door een inwoner van België. De zaak betreft een naheffingsaanslag bpm die was opgelegd aan een belanghebbende die een auto met een buitenlands kenteken had gehuurd. De Hoge Raad oordeelde dat de heffing van bpm in strijd is met de Europese regelgeving, met name de artikelen 43 tot en met 55 van het EG-verdrag, omdat bij de berekening van de belasting geen rekening was gehouden met de duur van de huurovereenkomst of het gebruik van de auto op het Nederlandse wegennet.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belastingheffing in dit geval niet kan worden gerechtvaardigd, aangezien het wettelijke systeem van bpm is gebaseerd op de waarde van de auto en niet op het gebruik ervan. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. Tevens zijn de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd, en is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de Europese regelgeving in belastingzaken en de noodzaak voor nationale wetgeving om in overeenstemming te zijn met deze regels. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van nationale belastingheffing in het licht van Europese vrijheden verduidelijkt. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de richting van een rechtvaardiger belastingklimaat voor inwoners van andere lidstaten die gebruik maken van voertuigen in Nederland.