Uitspraak
wonende te [plaats],
wonende te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
27 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen de rolbeslissingen en het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissingen van het hof, waarbij verstek was verleend tegen de vrouw, de verweerder in cassatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en rolbeslissingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze zaak ten grondslag lagen.
De Hoge Raad heeft de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere beslissingen van het hof heeft bekrachtigd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, en is een belangrijke uitspraak in het kader van het procesrecht, specifiek met betrekking tot de inschrijving van de appeldagvaarding in het register.