ECLI:NL:HR:2015:3420

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
14/04647
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuim om appeldagvaarding te doen inschrijven in register leidt tot niet-ontvankelijkheid in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen de rolbeslissingen en het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissingen van het hof, waarbij verstek was verleend tegen de vrouw, de verweerder in cassatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en rolbeslissingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze zaak ten grondslag lagen.

De Hoge Raad heeft de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere beslissingen van het hof heeft bekrachtigd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, en is een belangrijke uitspraak in het kader van het procesrecht, specifiek met betrekking tot de inschrijving van de appeldagvaarding in het register.

Uitspraak

27 november 2015
Eerste Kamer
14/04647
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [plaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken C/14/117161/HA ZA 10-108 en C/14/120184/HA ZA 10-504 van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013;
b. de rolbeslissingen in de zaak 200.145.300/01 van het gerechtshof Amsterdam van 15 april 2014, 17 april 2014, 22 april 2014, 6 mei 2014, 26 mei 2014 en 27 mei 2014 en het arrest in de zaak 200.145.300/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2014.
De rolbeslissingen en het arrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de rolbeslissingen en het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 9 oktober 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 november 2015.