ECLI:NL:HR:2015:3345

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
15/03483
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [Z], tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juni 2015. Het beroep betrof een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 2 september 2015 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig is voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 5 oktober 2015 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 19 oktober 2015 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad daarom besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door raadsheer C. Schaap als voorzitter, en raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 15/03483
20 november 2015
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 24 juni 2015, nr. 13/5626 ANW, betreffende een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het

beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 2 september 2015 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 5 oktober 2015 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 19 oktober 2015 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Geding in cassatie

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2015.