Uitspraak
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 20 november 2015, nr. 15/03483, ECLI:NL:HR:2015:3345.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende uit Marokko, die het arrest van 20 november 2015 (nr. 15/03483, ECLI:NL:HR:2015:3345) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 24 december 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Echter, het griffierecht was niet voldaan. Op 7 februari 2017 kreeg de belanghebbende de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Na onderzoek bleek dat er voor deze procedure geen griffierecht was betaald, ondanks de bewering van de belanghebbende dat dit wel het geval was. De Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard.