ECLI:NL:HR:2017:625

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
16/05599
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende uit Marokko, die het arrest van 20 november 2015 (nr. 15/03483, ECLI:NL:HR:2015:3345) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 24 december 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Echter, het griffierecht was niet voldaan. Op 7 februari 2017 kreeg de belanghebbende de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Na onderzoek bleek dat er voor deze procedure geen griffierecht was betaald, ondanks de bewering van de belanghebbende dat dit wel het geval was. De Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

7 april 2017
Nr. 16/05599
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 20 november 2015, nr. 15/03483, ECLI:NL:HR:2015:3345.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 24 december 2016 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een
termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 7 februari 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.
Mede naar aanleiding van een aan de Hoge Raad doorgezonden brief gedateerd 30 januari 2017, waarin belanghebbende stelt een bedrag aan griffierecht te hebben voldaan, is informatie ingewonnen bij het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak. Van die kant is bevestigd dat voor de onderhavige procedure geen griffierecht is betaald. De brief van belanghebbende geeft geen aanleiding te oordelen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het verzoek tot herziening moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2017.