Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Stadskanaal,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit drie partijen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder op 11 maart 2014 een uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeide uit de afbreking van onderhandelingen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Groningen en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Weerden, stelden dat de afbreking van de onderhandelingen onrechtmatig was. De verweerder, AGC Gerechtsdeurwaarders & Incasso B.V., vertegenwoordigd door mr. D. Rijpma, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft eveneens geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.667,34.