ECLI:NL:HR:2015:1454

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
14/02571
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep niet begrijpelijk

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gewezen op 7 mei 2014. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.P. Zwaanswijk, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat hij geen schriftuur met grieven had ingediend en ook niet ter zitting aanwezig was om mondeling bezwaren te uiten. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en terugwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk is. De verdachte had op 21 december 2012 hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Den Haag. Bij deze akte was een grievenformulier gevoegd, waarop de verdachte had aangegeven dat hij niet bij de zitting aanwezig was geweest en dat hij onschuldig was. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, aangezien er wel degelijk een grievenformulier was ingediend.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld. Dit arrest is gewezen op 2 juni 2015 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

2 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02571
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 mei 2014, nummer 22/005895-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het Hof van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2014 houdt het volgende in:
"De verdachte, gedagvaard als:
naam: [verdachte],
voornamen: [voornaam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te 's-Gravenhage. De raadsman verklaart niet gemachtigd te zijn de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en vordert, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch heden ter terechtzitting is verschenen, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.
Aantekening mondeling arrest
(...)
Ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De verdachte heeft niet een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep."
2.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een "akte instellen hoger beroep", inhoudende dat op 21 december 2012 door mr. C.P. Zwaanswijk namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Den Haag van 20 december 2012. Aan deze akte is gehecht een "Grievenformulier Hoger Beroep" dat blijkens een daarop geplaatst stempel op 21 december 2012 bij de centrale balie van het Paleis van Justitie te 's-Gravenhage is ingekomen. Dit grievenformulier staat op naam van de verdachte en op het formulier is aangekruist dat de verdachte om de volgende redenen in hoger beroep komt: "Ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest" en voorts, "Ik ben onschuldig."
2.4.
Gelet op het voorgaande is het oordeel van het Hof dat de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juni 2015.