Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 januari 2014, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel werd behandeld. De betrokkene, geboren in 1967, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. P.H.L.M. Souren. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 26 mei 2015 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.