Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 11 december 2013 werd gedaan. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1984. De betrokkene heeft het beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. In de schriftelijke verdediging is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 26 mei 2015 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.