Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 december 2013 is gewezen. De zaak betreft een strafzaak met nummer 21/005288-13. De verdachte, geboren in 1980, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, gevestigd te Spijkenisse. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 27 januari 2015 door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend. De beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.