ECLI:NL:HR:2014:935

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
13/06205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 november 2013, nr. 12/00262. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 11/1144) met betrekking tot de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, specifiek over de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn, hierna aangeduid als het College, heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van de klachten heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop het College weer heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 18 april 2014 het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

18 april 2014
Nr. 13/06205
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 7 november 2013, nr. 12/00262, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 11/1144) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2014.