Uitspraak
,nummer RK 12/235
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Groningen, waarin een klaagschrift is ingediend door klager en klaagster tegen een conservatoir beslag dat op hun goederen was gelegd. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en stelt vast dat de Rechtbank niet de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van het klaagschrift. De rechtbank had moeten onderzoeken of er ten tijde van de beslissing sprake was van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, en of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later een verplichting tot betaling van een geldbedrag zal opleggen. De Hoge Raad oordeelt dat de overwegingen van de Rechtbank niet toereikend zijn gemotiveerd, vooral gezien de lange periode waarin de zaak stil heeft gelegen en de inbreuk op het eigendomsrecht van de klagers. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.