Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een klaagschrift tegen een beslag dat is gelegd op de eigendommen van klaagster, die in verband wordt gebracht met een hennepkwekerij. De Hoge Raad herhaalt de maatstaf voor de beoordeling van een klaagschrift tegen een beslag, zoals eerder vastgesteld in ECLI:NL:HR:2010:BL2823. De Rechtbank had in haar overwegingen niet duidelijk gemaakt dat zij deze maatstaf had toegepast. De Rechtbank oordeelde dat de persoonlijke belangen van klaagster prevaleren boven het strafvorderlijk belang, maar dit oordeel was niet voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad concludeert dat de Rechtbank niet heeft aangetoond dat er sprake was van een verdenking of veroordeling die een geldboete van de vijfde categorie rechtvaardigt, en dat het onwaarschijnlijk is dat klaagster een verplichting tot betaling van een geldboete of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal krijgen opgelegd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Holland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2014.