In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Overijssel, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Werkloosheidswet. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het openstellen van beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad in deze specifieke situatie. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk heeft verklaard, wat inhoudt dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Tevens heeft de Hoge Raad aangegeven dat er geen aanleiding is om in te gaan op aanvullende stukken die door belanghebbende zijn ingediend. Daarnaast is er een verzoek tot wraking ingediend door belanghebbende, maar dit verzoek is op 5 december 2014 afgewezen. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Tot slot heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het griffierecht van € 122 aan belanghebbende teruggegeven.