ECLI:NL:HR:2015:565

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
14/06291
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende, die het arrest van 12 december 2014 (nr. 14/04021, ECLI:NL:HR:2014:3589) wilde laten herzien. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelt dat het ingediende verzoek geen feiten of omstandigheden bevat die tot herziening van het eerdere arrest kunnen leiden. Hierdoor rechtvaardigt het verzoek geen behandeling in cassatie. De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.

Uitspraak

13 maart 2015
Nr. 14/06291
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 12 december 2014, nr. 14/04021, ECLI:NL:HR:2014:3589.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.