In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 12/05873, waarbij het ging om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996. De belanghebbende, een fiscale eenheid bestaande uit [X3] B.V. en Beheermaatschappij [X4] B.V., had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 7 november 2012 was gewezen. De belanghebbende voerde aan dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding in het geding was, omdat de rechter eerder vergelijkbare zaken had behandeld en er een vermeende betrokkenheid was uit hoofde van een eerdere werkkring.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende deels slaagden, met name wat betreft de betrokkenheid van mr. drs. T.A. Gladpootjes. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad verwees de zaak voor een nieuw onderzoek naar het Gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad benadrukte dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht is om alle relevante stukken over te leggen aan de belanghebbende en de rechter. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, kan de rechter besluiten om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hij geraden acht.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en gelastte dat de Staat het griffierecht van € 466 aan de belanghebbende vergoedt. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1232,72 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de Hoge Raad en is van belang voor de rechtspraktijk met betrekking tot de verplichtingen van de inspecteur en de rechterlijke onpartijdigheid.