Uitspraak
zetelende te Den Haag,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep voor zover gericht tegen het tussenvonnis
Dit staat evenwel niet in de weg aan de beoordeling van het middel voor zover daarin wordt geklaagd over in het tussenvonnis vervatte oordelen van de rechtbank die in het eindvonnis zijn overgenomen en ten grondslag zijn gelegd aan de daarin gegeven uitspraak over de schadeloosstelling. (Vgl. HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6657, NJ 2012/317)
4.Beoordeling van het middel
Een huurrecht van bedrijfsruimte vervalt door inschrijving van het onteigeningsvonnis (art. 59 lid 3 Ow).
HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1731, NJ 2014/100). In het licht van hetgeen hiervoor in 4.4.2-4.4.4 is overwogen, heeft te gelden dat ook indien een huurder in het verband van een vennootschap onder firma of maatschap, of in een niet juridisch vormgegeven familieverband, een bedrijf uitoefent in of op een onroerende zaak die wordt onteigend, en op de huurder een verplichting rust om de hem toe te kennen vergoeding ter zake van inkomensschade in dat verband in te brengen, de volledige bedrijfsschade van dat verband moet worden aangemerkt als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening in de zin van art. 40 Ow.
5.Beslissing
7 november 2014.