Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
7 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, geboren in 1990, werd vrijgesproken van een tenlastelegging. De Advocaat-Generaal heeft beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, met als doel de vernietiging van de uitspraak en de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De zaak is complex door de overgelegde fotokopie van een verklaring omtrent het overlijden van de verdachte op 14 juli 2012 in Shiraz, Iran. De Hoge Raad oordeelt dat deze fotokopie niet zonder meer kan worden aangemerkt als een betrouwbaar stuk, waardoor de voortzetting van de vervolging niet automatisch vervalt op basis van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, dat stelt dat het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.
De Hoge Raad heeft de zaak naar de rolzitting verwezen, zodat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid kan worden gesteld om zich uit te laten over het voorgestelde middel van cassatie. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 7 oktober 2014, waarbij de zaak is aangehouden tot de rolzitting van 14 oktober 2014. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van bewijsstukken in het licht van de dood van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de strafvervolging.