ECLI:NL:HR:2014:2911

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
11/05729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na het overlijden van de verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, geboren in 1990, werd vrijgesproken van een tenlastelegging. De Advocaat-Generaal heeft beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, met als doel de vernietiging van de uitspraak en de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De zaak is complex door de overgelegde fotokopie van een verklaring omtrent het overlijden van de verdachte op 14 juli 2012 in Shiraz, Iran. De Hoge Raad oordeelt dat deze fotokopie niet zonder meer kan worden aangemerkt als een betrouwbaar stuk, waardoor de voortzetting van de vervolging niet automatisch vervalt op basis van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, dat stelt dat het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.

De Hoge Raad heeft de zaak naar de rolzitting verwezen, zodat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid kan worden gesteld om zich uit te laten over het voorgestelde middel van cassatie. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 7 oktober 2014, waarbij de zaak is aangehouden tot de rolzitting van 14 oktober 2014. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van bewijsstukken in het licht van de dood van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de strafvervolging.

Uitspraak

7 oktober 2014
Strafkamer
nr. S 11/05729
KD/ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 1 december 2011, nummer 21/000204-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Door de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
Voorts is door de Advocaat-Generaal bij het Hof beroep ingesteld, dat volgens de akte van cassatie uitsluitend is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 05-900833-10 tenlastegelegde. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, heeft dit beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het in eerste aanleg gewezen vonnis is vernietigd, en tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.
2 Ambtshalve beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
2.1.
In cassatie is door de raadsman van de verdachte een fotokopie overgelegd van een stuk dat blijkens de eveneens overgelegde Engelse vertaling inhoudt een verklaring omtrent het overlijden van de verdachte op 14 juli 2012 te Shiraz (Iran).
2.2.
In aanmerking genomen dat de overgelegde fotokopie niet zonder meer kan worden aangemerkt als een stuk aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld en gelet op de resultaten van het onderzoek dat dienaangaande is verricht, kan niet zonder meer worden uitgegaan van de juistheid van de inhoud van deze verklaring. Daarom stuit de voortzetting van de vervolging niet af op art. 69 Sr, inhoudende dat het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.
2.3.
De Advocaat-Generaal heeft zich niet uitgelaten over het voorgestelde middel. De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 14 oktober 2014;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 oktober 2014.