In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 15 oktober 2013, met nummer 13/00276. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de loonheffingen voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. De belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij de klachten van [X] B.V. betwist. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, op 6 juni 2014.