In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, waarin een naheffingsaanslag loonheffingen is opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en is gerelateerd aan de autokostenfictie voor ritten naar Oostenrijk. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep stelt het Hof vast dat de naheffingsaanslag te hoog was, omdat ten onrechte rekening was gehouden met brutering in de correctieberichten van belanghebbende. Het Hof oordeelt dat de ritten naar Oostenrijk zowel zakelijke als privédoelen hadden, maar dat de ritten uiteindelijk als privégebruik moeten worden aangemerkt. De Inspecteur had de naheffingsaanslag inmiddels ambtshalve verminderd, maar het Hof handhaaft de naheffingsaanslag zoals deze luidt na die vermindering. De heffingsrente wordt ook besproken, waarbij het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet onzorgvuldig heeft gehandeld door te wachten met het opleggen van de naheffingsaanslag. De kosten van het hoger beroep worden niet aan een van de partijen opgelegd, maar de Inspecteur moet wel het griffierecht vergoeden aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2013.