Uitspraak
gevestigd te Culemborg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door ALDI VASTGOED B.V. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte door de verhuurder, ALDI, op basis van dringend eigen gebruik, zoals geregeld in artikel 7:296 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:296, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat er een redelijke belangenafweging moet plaatsvinden, zoals beschreven in artikel 7:296 lid 3. De Hoge Raad heeft ook de wachttijd, zoals bedoeld in artikel 7:296 lid 2, in acht genomen.
De Hoge Raad heeft de eerdere arresten van het hof van 19 maart 2013 en 7 mei 2013 bevestigd, maar heeft de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst had bepaald, gewijzigd. De Hoge Raad heeft bepaald dat de datum van 1 januari 2014 moet worden gelezen als 1 augustus 2014. Dit betekent dat de huurovereenkomst niet eerder dan deze nieuwe datum eindigt. De Hoge Raad heeft het beroep van ALDI verworpen en heeft de kosten van het geding in cassatie aan ALDI opgelegd, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.