ECLI:NL:GHSHE:2013:2206

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
HD 200.108.332-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst bedrijfsruimte wegens dringend eigen gebruik door andere supermarktexploitant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte, specifiek een supermarkt. De appellante, Supermarkt B.V., had de huurovereenkomst aangevochten op basis van dringend eigen gebruik door een andere supermarktexploitant, zoals geregeld in artikel 7:296 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 19 maart 2013 geoordeeld dat de vordering van de appellante tot beëindiging van de huurovereenkomst toewijsbaar was. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst zal eindigen op 1 januari 2014, met de mogelijkheid van eerdere beëindiging indien de geïntimeerde, Vastgoed B.V., het gehuurde eerder ontruimt.

Daarnaast heeft het hof bepaald dat de appellante een tegemoetkoming van € 75.000,-- aan de geïntimeerde verschuldigd is voor verhuis- en inrichtingskosten, mits de geïntimeerde binnen zes maanden na beëindiging van de huurovereenkomst een nieuwe supermarktlocatie in gebruik neemt binnen een straal van 10 kilometer van het gehuurde. Tevens is er een bedrag van € 100.000,-- vastgesteld dat de appellante moet betalen als later blijkt dat de wil om het gehuurde persoonlijk duurzaam in gebruik te nemen niet aanwezig is geweest.

Het hof heeft de gevorderde machtiging voor ontruiming door de sterke arm van justitie en politie afgewezen, omdat de ontruiming altijd door een deurwaarder moet plaatsvinden. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, Vastgoed B.V. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.108.332/01
arrest van 7 mei 2013
in de zaak van
[supermarkt] Supermarkt B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. A.D. Flesseman te Amsterdam,
tegen
[vastgoed] Vastgoed B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [vastgoed],
advocaat: mr. L. Paulus te Apeldoorn,
als vervolg op het tussenarrest van 19 maart 2013 in het hoger beroep van het onder zaaknummer 77897 HAZA 11-8087 gewezen vonnis van 15 maart 2012 van de rechtbank 's‑Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch.

6.Het tussenarrest van 19 maart 2013

Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [appellante].

7.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

7.1.
[appellante] heeft een akte genomen.
7.2.
De partijen hebben daarna weer uitspraak gevraagd.

8.De verdere beoordeling

8.1.
In het tussenarrest van 19 maart 2013 heeft het hof geoordeeld:
dat de vordering van [appellante] tot beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik toewijsbaar is (rechtsoverweging 4.11.1.) en dat het hof zal vaststellen dat de huurovereenkomst tussen partijen zal eindigen op 1 januari 2014 (rechtsoverweging 4.11.2.);
dat [appellante] aan [vastgoed] een tegemoetkoming in haar verhuis- en inrichtingskosten verschuldigd is als aan de twee in rechtsoverweging 4.12.2 van het tussenarrest geformuleerde voorwaarden is voldaan en dat de hoogte van die tegemoetkoming gesteld moet worden op € 75.000,-- (rechtsoverweging 4.13.6.);
dat daarnaast een bedrag als bedoeld in artikel 7:299 lid 3 BW zal worden vastgesteld dat [appellante] aan [vastgoed] verschuldigd is als later mocht blijken dat de wil om het gehuurde persoonlijk duurzaam in gebruik te nemen bij [appellante] niet aanwezig is geweest (rechtsoverweging 4.14.2.) en dat de hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld op € 100.000,-- (rechtsoverweging 4.14.3.).
Het hof heeft de zaak vervolgens in verband met het bepaalde in artikel 7:297 lid 2 BW naar de rol verwezen om [appellante] in de gelegenheid stellen om haar vordering desgewenst in te trekken.
8.2.
[appellante] heeft bij de door haar genomen akte meegedeeld dat zij geen gebruik maakt van haar bevoegdheid om haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst in te trekken. Het hof zal daarom nu beslissen zoals in het tussenarrest is aangekondigd.
Zoals aangegeven in rechtsoverweging 4.16 van het tussenarrest zal het hof het onderhavige arrest niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
8.3.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie, kan niet worden toegewezen, omdat de (gedwongen) ontruiming ingevolge artikel 556 Rv altijd door de deurwaarder geschiedt die geen machtiging behoeft om de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer te leggen. Ook voor vaststelling van een dwangsom acht het hof geen termen aanwezig.
8.4.
Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep zal het hof [vastgoed] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in de kosten van het hoger beroep.

9.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, onder zaaknummer 77897 HA ZA 11-8087 tussen partijen gewezen vonnis van 15 maart 2012 en, opnieuw rechtdoende:
stelt vast dat de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de winkelruimte aan het [perceel] te [vestigingsplaats] zal eindigen op 1 januari 2014 of zoveel eerder als [vastgoed] het gehuurde ontruimd aan [appellante] heeft opgeleverd;
veroordeelt [vastgoed] om het gehuurde uiterlijk op 1 januari 2014 met alle daarin van harentwege aanwezige personen en/of zaken te ontruimen en leeg, bezemschoon, overeenkomstig de artikelen VIII en IX van de huurovereenkomst en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking te stellen van [appellante];
veroordeelt [appellante] om aan [vastgoed] een tegemoetkoming van € 75.000,-- in haar verhuis- en inrichtingskosten te betalen als [vastgoed] binnen zes maanden na de beëindiging van de huurovereenkomst binnen een straal van 10 kilometer vanaf het gehuurde een nieuwe supermarktlocatie in gebruik neemt;
bepaalt dat [appellante] op de voet van artikel 7:299 lid 3 BW een bedrag van € 100.000,-- aan [vastgoed] moet betalen als later mocht blijken dat de wil om het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik te nemen bij [appellante] niet aanwezig is geweest;
veroordeelt [vastgoed] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 76,31 aan dagvaardingskosten, € 106,-- aan vast recht en € 400,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [vastgoed] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 76,17 aan dagvaardingskosten, € 666,-- aan vast recht en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, I.B.N. Keizer en E.F.A. van Buitenen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 mei 2013.
sheer