ECLI:NL:HR:2013:CA2925

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
10/05145
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om partneralimentatie na verbroken samenwoning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om partneralimentatie na een verbroken samenwoning. De verzoekster, een vrouw, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, dat op 31 maart 2009 en 1 december 2009 werd behandeld. De rechtbank had in deze zaken beslissingen genomen die de basis vormden voor het cassatieberoep. De man, verweerder in cassatie, was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend. De vrouw had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 1 september 2010 was gegeven. De Hoge Raad verwees naar de eerdere beschikkingen en het cassatierekest, dat aan de beschikking was gehecht.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het beroep moest worden verworpen. De advocaat van de vrouw had hierop gereageerd met een brief op 3 april 2013. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling binnen het familierecht, met name in zaken die betrekking hebben op partneralimentatie na een beëindigde samenwoning.

Uitspraak

14 juni 2013
Eerste Kamer
10/05145
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 317152/318605 FA RK 08-6268/FA RK 08-6852 van de rechtbank 's-Gravenhage van 31 maart 2009 en 1 december 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.037.408/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 september 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 3 april 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.