Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Hedel, gemeente Maasdriel,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de eisers in hun cassatieberoep. De eisers, waaronder NATIONAAL EN INTERNATIONAAL BELGICA DISTRIBUTIECENTRUM B.V., hadden beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de eisers niet voldeden aan de eisen die gesteld worden aan cassatiemiddelen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de eisers, omdat de ingediende cassatiemiddelen niet voldoende waren onderbouwd. De Hoge Raad benadrukt dat een cassatiemiddel duidelijk moet aangeven tegen welke oordelen het is gericht en waarom deze oordelen het recht zouden hebben geschonden. In dit geval waren de ingediende middelen niet specifiek genoeg en voldeed het niet aan de eisen van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien de verweerster in cassatie verstek had laten gaan, was er geen mogelijkheid voor de eisers om hun standpunt verder te onderbouwen. De Hoge Raad verklaarde de eisers niet-ontvankelijk in hun beroep en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil werden begroot.