ECLI:NL:HR:2013:BY2639

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01692
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet voldoen aan eisen van art. 407 lid 2 Rv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. de Boorder, heeft cassatie ingesteld tegen beschikkingen van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de verzoeker in zijn cassatieberoep niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad benadrukt dat een cassatiemiddel duidelijk moet aangeven tegen welke oordelen het is gericht en waarom deze oordelen het recht zouden hebben geschonden. In dit geval heeft de verzoeker geen middel aangevoerd dat aan deze eisen voldoet, en bovendien hebben de verweerders in cassatie verstek laten gaan. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth, en de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en G. Snijders.

Uitspraak

8 februari 2013
Eerste Kamer
12/01692
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
7. [Verweerder 7],
wonende te [woonplaats],
8. [Verweerder 8],
wonende te [woonplaats],
9. [Verweerder 9],
wonende te [woonplaats],
10. [Verweerster 10],
wonende te [woonplaats],
11. [Verweerder 11],
wonende te [woonplaats],
12. [Verweerder 12],
wonende te [woonplaats],
13. [Verweerder 13],
wonende te [woonplaats],
14. [Verweerder 14],
wonende te [woonplaats],
15. [Verweerder 15],
wonende te [woonplaats],
16. [Verweerder 16],
wonende te [woonplaats],
17. [Verweerder 17],
wonende te [woonplaats],
18. [Verweerder 18],
wonende te [woonplaats],
19. [Verweerder 19],
wonende te [woonplaats],
20. [Verweerder 20],
wonende te [woonplaats],
21. [Verweerder 21],
wonende te [woonplaats],
22. [Verweerder 22],
wonende te [woonplaats],
23. [Verweerder 23],
wonende te [woonplaats],
24. [Verweerder 24],
wonende te [woonplaats],
25. [Verweerder 25],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 391526/HA RK 08-133 van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2008 en 4 december 2008;
b. de beschikkingen in de zaak 200.027.298/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 juli 2011 en 27 december 2011.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikkingen van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 14 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden. Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding.
Dit alles lijdt slechts dan uitzondering indien het een rechtsklacht betreft en - zo nodig mede uit de gedingstukken - zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- of motiveringsklachten de rechtsstrijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande laatstelijk HR 5 november 2010, LJN BN6196.)
3.2 Het cassatiemiddel van [verzoeker] voldoet in geen van zijn onderdelen aan de hiervoor genoemde eisen. Nu zich in deze zaak geen van de hiervoor bedoelde uitzonderingen voordoet - [verweerder] c.s. hebben in cassatie verstek laten gaan -, heeft [verzoeker] geen middel aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. [Verzoeker] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 8 februari 2013.