ECLI:NL:HR:2013:CA0828

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/03191
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet voldoen aan eisen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De eiser, handelend onder de naam [A], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 september 2008 en een arrest van het hof van 13 december 2011. De eiser heeft zijn cassatiemiddelen ingediend, maar deze voldoen niet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad stelt dat een cassatiemiddel duidelijk moet aangeven tegen welke oordelen het is gericht en waarom deze oordelen het recht hebben geschonden of onvoldoende gemotiveerd zijn. In dit geval heeft de eiser geen middelen aangevoerd die aan deze eisen voldoen, en bovendien heeft de verweerder in cassatie verstek laten gaan. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De kosten van het geding in cassatie zijn aan de zijde van de verweerder begroot op nihil. De uitspraak benadrukt het belang van de eisen waaraan cassatiemiddelen moeten voldoen en de noodzaak voor precisie en duidelijkheid in de argumentatie.

Uitspraak

24 mei 2013
Eerste Kamer
12/03191
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 179320/HA ZA 08-1583 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 september 2008;
b. de vonnissen in de zaak 185320/HA ZA 08-2462 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 december 2008 en 16 juni 2010;
c. het arrest in de zaak 200.074.496 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden.
Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding.
Dit alles lijdt slechts dan uitzondering, indien het een rechtsklacht betreft en - zo nodig mede uit de gedingstukken - zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- en/of motiveringsklachten de rechts-strijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande HR 5 november 2010, LJN BN6196, NJ 2013/124, en HR 8 februari 2013, LJN BY2639, NJ 2013/125.)
3.2 De cassatiemiddelen van [eiser] voldoen niet aan de hiervoor genoemde eisen. Nu zich in deze zaak geen van de hiervoor bedoelde uitzonderingen voordoet - [verweerder] heeft in cassatie verstek laten gaan - heeft [eiser] geen middel aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. [Eiser] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 24 mei 2013.