ECLI:NL:HR:2013:BZ6821
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boeten in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had over de jaren 1991 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1992 tot en met 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting ontvangen. Deze aanslagen waren opgelegd met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder mogelijkheid tot kwijtschelding. Daarnaast waren er boeten opgelegd over de jaren 1998 tot en met 2000, eveneens met heffingsrente.
Na bezwaar tegen de uitspraken van de Inspecteur, heeft het Hof de verhogingen en boeten gedeeltelijk vernietigd en de boeten verminderd, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat de belanghebbende de feiten heeft begaan die tot de boeten hebben geleid. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staat de belanghebbende moet vergoeden voor het griffierecht dat is betaald in de cassatieprocedure, en heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de beoordeling van boeten en navorderingsaanslagen in belastingzaken.