ECLI:NL:HR:2013:BZ4491
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Causaal verband tussen geweld en overlijden slachtoffer bij overval op juwelier
In deze zaak gaat het om een overval op een juwelier waarbij de verdachte en zijn mededaders geweld hebben gebruikt, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 23 maart 2009, samen met anderen, een woning is binnengekomen met het oogmerk van diefstal. Tijdens deze overval is geweld gebruikt tegen de slachtoffers, waaronder schoppen en het gebruik van een schroevendraaier, wat uiteindelijk heeft geleid tot de dood van [slachtoffer 1]. De vraag die centraal staat is of er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer.
De Hoge Raad herhaalt eerdere jurisprudentie over de redelijke toerekening van de dood aan de gedragingen van de verdachte. Het Hof heeft geoordeeld dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan de bewezenverklaarde gedragingen kan worden toegerekend. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de gedragingen van de verdachte een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het overlijden hebben geleid. De patholoog heeft vastgesteld dat het slachtoffer leed aan een voorbelast hart, maar dat de geweldsinwerking door de verdachte en zijn mededaders een significante rol heeft gespeeld in het intreden van de dood.
De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering van het Hof toereikend is. De middelen van de verdachte falen, en het beroep wordt verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke toerekening in strafzaken, vooral in gevallen waar meerdere factoren bijdragen aan het intreden van de dood.