ECLI:NL:HR:2013:BY8661
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Auteursrechtelijke bescherming en slaafse nabootsing van stijlkenmerken door beeldend kunstenaars
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of een kunstschilder een beroep kan doen op artikel 6:162 BW wegens slaafse nabootsing van een toegepaste stijl. De zaak betreft een geschil tussen twee beeldend kunstenaars, waarbij de eiser, die zijn werken onder andere via MondiArt verkoopt, stelt dat de verweerster inbreuk maakt op zijn auteursrechten door zijn stijl te kopiëren. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd en de vorderingen van de verweerster grotendeels heeft toegewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het geschil niet mede op grond van onrechtmatige daad heeft beoordeeld, terwijl de verweerster dat wel had gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de werken van de verweerster als geheel auteursrechtelijke bescherming genieten, maar dat de figuren op haar schilderijen niet als afzonderlijk beschermde werken kunnen worden beschouwd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens wordt de verweerster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 473,82 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.