ECLI:NL:HR:2013:BY6057
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de vermogensbelasting (VB) voor de jaren 1990 tot en met 1999, waarbij ook boetebeschikkingen en heffingsrente aan de orde zijn. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven verhogingen en boeten. Het Hof had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, waarbij het ook enkele verhogingen en boetebeschikkingen kwijtgescholden had.
De Staatssecretaris heeft cassatie ingesteld, waarbij hij betoogde dat het Hof ten onrechte de regeling over strafverzwarende omstandigheden in de Leidraad administratieve boeten 1984 had toegepast op de boeten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht deze regeling had toegepast, omdat de aangiften door de belastingplichtige vóór 1993 waren gedaan. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1180 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de toepassing van de LAB 1984 in deze specifieke context en onderstreept het belang van de juiste toepassing van overgangsrecht in belastingzaken. De beslissing van het Hof om de verhogingen en boeten gedeeltelijk kwijt te schelden, werd door de Hoge Raad onderschreven, wat aangeeft dat de rechterlijke beoordeling van de proportionaliteit van boetes in belastingzaken zorgvuldig moet worden uitgevoerd.