In deze zaak gaat het om een geschil tussen Halfords Nederland B.V. en Dela Vastgoed B.V. over de huurprijs van een winkelpand in Zaandam. Halfords heeft sinds 1 december 1982 het pand gehuurd en heeft op 26 april 2011 een voorstel gedaan voor huurprijsverlaging, welke door Dela niet is aanvaard. Vervolgens heeft Halfords op 1 november 2011 de kantonrechter verzocht om een deskundige te benoemen op basis van artikel 7:304 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, maar het gerechtshof heeft deze beschikking vernietigd en Halfords niet-ontvankelijk verklaard. Het hof oordeelde dat er voorafgaand aan het verzoek tot benoeming van een deskundige enige vorm van overleg tussen partijen had moeten plaatsvinden, wat niet het geval was.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te stellen dat voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift overleg tussen partijen moet hebben plaatsgevonden. De Hoge Raad benadrukt dat ook tijdens de procedure overleg tussen partijen kan plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigt dat de wetgever met artikel 7:304 BW partijen wil stimuleren om zonder tussenkomst van de rechter tot aanpassing van de huurprijs te komen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Halfords en bevestigt de beslissing van het hof, waarbij Halfords in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld.