3.1.2.De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 3.2 van het tussenvonnis van 20 juli 2011 enkele feiten vastgesteld. Het hof zal de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voorzien van een door het hof toegevoegde letteraanduiding, hieronder weergeven. Bij de bespreking van grief 3 zal het hof ingaan op de stelling van SPC dat zij de hierna onder e genoemde brief niet heeft ontvangen.
Op 14 oktober 1999 is een huurovereenkomst gesloten tussen SPC als huurster en Sano Benelux B.V. (hof: niet appellante maar een andere rechtspersoon die destijds die naam droeg) als verhuurster voor de onroerende zaak staande en gelegen aan [het adres], hierna te noemen het gehuurde, te [plaats].
De huur van het gehuurde bedroeg laatstelijk € 3.473,99 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte niet ex artikel 7A: 1624 BW.
Sano Benelux B.V. is op 4 juli 2000 gefailleerd.
Sugar Power Holding B.V., de holding en enig aandeelhoudster van SPC, en Konsonant hebben het gehuurde van de curator van Sano Benelux B.V. gekocht, waarbij Konsonant voor 51% en SPH voor 49% eigenaar zijn geworden.
In de brief van 26 januari 2004 van Konsonant en Sugar Power Holding aan SPC wordt voor zover relevant het navolgende vermeld:
“(...) Nogmaals werd bevestigd en overeengekomen dat door de ingebruikgevers geen bijdragen worden geleverd aan het onderhoud van het pand, ergo geen enkele last wordt genomen. De kosten waaronder begrepen het aandeel van WOZ ten laste van ingebruikgever, de brandverzekering blijven en zijn voor uw rekening. (...)”.
Het gehuurde is vervolgens via een executieverkoop verkocht en op 28 augustus 2009 in volle eigendom geleverd aan Konsonant zodat Konsonant vanaf dat moment alleen eigenaar is van het gehuurde en derhalve enige verhuurster.
Konsonant heeft zich bij verzoek van 30 september 2009 gewend tot de kantonrechter op grond van artikel 7:304 lid 2 BW en de kantonrechter verzocht de Bedrijfshuuradvies commissie (BHAC) als deskundige te benoemen om een advies uit te brengen omtrent de nadere huurprijs van het gehuurde.
Bij beschikking van 4 januari 2010 heeft de kantonrechter de BHAC te [plaats] tot deskundige benoemd.
Naar aanleiding van een huurachterstand heeft Konsonant in maart 2010 in kort geding de ontruiming van het gehuurde gevorderd, waarop de voorzieningenrechter bij vonnis van 14 april 2010 SPC een terme de grâce heeft verleend om de gevorderde huurachterstand te voldoen, waarvan SPC gebruik heeft gemaakt door voldoening van de huurachterstand.
Op 7 december 2010 heeft de BHAC een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat de BHAC voor het gehuurde een huurprijs per jaar van € 67.701,45 exclusief BTW adviseert.
Konsonant heeft naar aanleiding van voornoemd rapport SPC gesommeerd het op basis van dit rapport achterstallige bedrag van € 55.977,32 te voldoen.
SPC heeft in mindering op voornoemde achterstand een bedrag van € 9.500,00 en 2 maal een bedrag van € 3.473,99 voldaan.
Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 11 januari 2011 onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde uitgesproken per 11 januari 2011 en SPC veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van achterstallige huurpenningen.
SPC heeft naar aanleiding van voornoemd arrest het gehuurde vóór 1 maart 2011 ontruimd.