Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachten aangeefsters vanuit Tsjechië heeft aangeworven of medegenomen. Daarnaast is het oogmerk van de verdachte gericht geweest op het geven van hulp en steun aan aangeefsters bij het uitvoeren van prostitutiewerkzaamheden in Nederland en niet op het vanuit een kwetsbaar land halen van vrouwen naar Nederland om deze vrouwen alhier in de prostitutie tewerk te stellen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van de verdachte en haar medeverdachten dient te worden gekwalificeerd als aanwerven. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de wetsgeschiedenis bij artikel 273f, eerste lid, onder 3 Wetboek van Strafrecht volgt dat deze bepaling strafbaar stelt het naar Nederland brengen van personen teneinde deze personen ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Enige vorm van dwang is daarbij niet vereist en hoeft derhalve niet te worden bewezen. Evenmin doet de instemming van de aangeworven persoon ter zake.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 augustus 2007 worden in een hotelkamer te Vianen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aangetroffen. Diezelfde dag wordt in een hotel te Oss ook [betrokkene 3] aangetroffen. Op 16 februari 2008 wordt bij de ingang van een flat aan de [a-straat] te Rotterdam [betrokkene 4] aangetroffen. Deze vier vrouwen hebben aangifte gedaan jegens de verdachte en haar medeverdachten.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] verklaren dat zij in Tsjechië door ene [betrokkene 5] zijn benaderd met het voorstel om in Nederland gedurende een verblijf van één week pornografische foto's te laten maken en mee te werken aan een pornofilm. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben daarop besloten om naar Nederland af te reizen. Op Schiphol zijn zij opgehaald door de verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [betrokkene 1] verklaart tevens dat zij, toen bleek dat er plaats was voor nog een meisje, contact heeft opgenomen met [betrokkene 3] met de vraag of deze interesse had om in Nederland te komen werken.
Enkele dagen later arriveert ook [betrokkene 3] in Nederland.
Aangekomen op hun hotelkamer zijn [betrokkene 1], [betrokkene 2] en later ook [betrokkene 3] erachter gekomen dat het de bedoeling was dat zij als prostituee zouden gaan werken, aldus hun verklaringen tegenover de Nederlandse politie.
[betrokkene 4] heeft verklaard dat zij in Tsjechië contact heeft gehad met ene [betrokkene 6] die voor haar heeft bemiddeld om in Nederland te werken als gezelschapsdame c.q. hostess. In Nederland vertelde de verdachte haar dat zij als prostituee zou gaan werken, aldus [betrokkene 4].
Ter zake van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat zij allen voor vertrek naar Nederland wisten dat zij hier in de prostitutie zouden gaan werken. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij denkt dat er aangifte is gedaan, omdat [betrokkene 2] kwaad was op hem nadat hij haar had geconfronteerd met een klacht van een klant en [betrokkene 1] boos was op de medeverdachte [medeverdachte 2] vanwege het niet ontvangen van commissie voor het regelen van [betrokkene 3].
[betrokkene 1] is op 27 januari 2009 tegenover de Tsjechische politie teruggekomen op haar aangifte en haar belastende verklaring. Zij heeft toen verklaard in Tsjechië door ene [betrokkene 5] dan wel haar medewerkster [betrokkene 7] te zijn benaderd met het voorstel om in Nederland in de prostitutie te gaan werken en dat [betrokkene 2] ([betrokkene 2]) dezelfde afspraken had als zij. Alle voorwaarden omtrent het werken als prostituee (vervoer, verblijf, klanten en het afdragen van een vergoeding aan de verdachten) zijn voor vertrek met haar besproken. Vervolgens is zij samen met [betrokkene 2] naar Nederland afgereisd. Zij blijft in het verhoor van 27 januari 2009 bij haar eerdere verklaring dat zij na aankomst contact heeft gezocht met [betrokkene 3] en aan haar heeft gevraagd of zij naar Nederland escortwerkzaamheden wilde komen verrichten. Zij heeft verklaard dat zij in haar eerdere verklaringen tegenover de Nederlandse politie heeft gelogen alsook dat de samenwerking met de verdachte en diens medeverdachten overigens steeds probleemloos is verlopen. Over de aangifte van [betrokkene 2] verklaart zij dat deze was ingegeven door boosheid omdat die [betrokkene 2] te weinig werk had gehad. [betrokkene 2] had op het politiebureau in Nederland tegen haar gezegd dat zij aangifte ging doen tegen de verdachten, omdat zij niet voor voldoende klanten hadden gezorgd. Ook in het geval van [betrokkene 3] was het probleem dat deze slechts één klant had gehad.
Het hof is op grond van voornoemde verklaring van aangeefster [betrokkene 1], welke de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachten ondersteunt, van oordeel dat niet onaannemelijk is dat aangeefsters [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niet naar waarheid hebben verklaard dat zij pas in Nederland hoorden dat zij in de prostitutie zouden gaan werken. Het hof acht de door hen afgelegde verklaringen op dit voor het tenlastegelegde essentiële aspect derhalve onbetrouwbaar. Ditzelfde geldt voor de verklaringen van aangeefster [betrokkene 4] die op onderdelen innerlijk tegenstrijdig zijn, en overigens geen steun vinden in de overige stukken van het geding.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat zij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het aanwerven en/of medenemen van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met het oogmerk om die vrouwen er in Nederland toe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Naar het oordeel van het hof kan deze tenlastelegging, die de delictsomschrijving waarnaar zij verwijst op de voet volgt, taalkundig niet anders worden opgevat dan dat het oogmerk van de verdachte erop gericht moet zijn geweest om aangeefsters alhier, in Nederland ertoe te brengen als prostituee werkzaam te zijn. De Memorie van Toelichting behorend bij het wetsvoorstel tot invoering van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (TK, vergaderjaar 2003-2004, 29291, nr. 3), waarnaar de advocaat-generaal verwijst, dwingt niet tot een andere opvatting. Voor de vaststelling dat het hierboven omschreven oogmerk bij de verdachte aanwezig is geweest bevat het dossier naar het oordeel van het hof geen dan wel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Immers, uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof aannemelijk acht dat het voornemen van de vrouwen om zich in Nederland in de prostitutie te begeven inclusief de voorwaarden waaronder dat zou plaatsvinden zich reeds in Tsjechië had gevormd. Dat de verdachte en haar medeverdachten de gelegenheid hebben geboden voor de feitelijke uitvoering van prostitutiewerkzaamheden in Nederland doet aan het vorenstaande niets af. De opvatting van de advocaat-generaal dat het tenlastegelegde ″er in Nederland toe brengen″ reeds is vervuld doordat zonder het handelen van verdachte en/of haar medeverdachten de door de aangeefsters verrichte concrete prostitutiewerkzaamheden niet zouden hebben plaatsgevonden, kan, gegeven de zich in Tsjechië reeds gevormde wilsbesluiten van de aangeefsters, niet worden aanvaard. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het aan haar tenlastegelegde."