ECLI:NL:HR:2013:46

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
12/02754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht onder nummer 12/02754, gaat het om een cassatieberoep van EVEREG B.V. en een tweede eiser tegen een arrest van het gerechtshof. De zaak betreft een onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij de eisers stellen dat er een persoonlijk ernstig verwijt is gemaakt aan de bestuurders van een gefailleerde vennootschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof te Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat hen in het ongelijk heeft gesteld. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.999,34. Dit arrest is gewezen op 28 juni 2013 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

28 juni 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02754
RM/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. EVEREG B.V.,
gevestigd te Andijk,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: K. Aantjes,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
het vonnis in de zaak 90065/HA ZA 06-788 en 98885/HA ZA 07-913 van de rechtbank Alkmaar van 27 augustus 2008;
het arrest in de zaak 200.016.550/02 van het gerechtshof te Amsterdam van 28 februari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van8 mei 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
28 juni 2013.