ECLI:NL:HR:2012:BX0947
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
MKB-winstvrijstelling en stakingswinst bij inbreng onderneming in B.V.
In deze zaak gaat het om de toepassing van de MKB-winstvrijstelling in relatie tot de stakingswinst van een onderneming die door belanghebbende is ingebracht in een besloten vennootschap (B.V.). De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda, die het beroep ongegrond had verklaard. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende in 2007 geen onderneming voor zijn rekening en risico had gedreven, omdat de onderneming met terugwerkende kracht per 1 januari 2007 voor rekening van de B.V. werd gedreven. Dit oordeel was gebaseerd op de stelling dat de stakingswinst in 2007 niet automatisch recht gaf op de MKB-winstvrijstelling.
De Hoge Raad oordeelt echter dat de MKB-winstvrijstelling ook van toepassing kan zijn op winst die wordt verantwoord in een jaar na de staking van de onderneming, mits de belastingplichtige aan de voorwaarden voldoet. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en stelt vast dat belanghebbende in 2007 recht heeft op de MKB-winstvrijstelling. De aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.179. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan belanghebbende, die zijn gemaakt in zowel de cassatieprocedure als de procedure bij de Rechtbank.
Dit arrest benadrukt de mogelijkheid voor belastingplichtigen om de MKB-winstvrijstelling te genieten, zelfs na de staking van hun onderneming, mits zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. De uitspraak biedt duidelijkheid over de interpretatie van de wetgeving rondom de MKB-winstvrijstelling en de stakingswinst.