ECLI:NL:HR:2012:BW9866
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en boetebeschikkingen met betrekking tot tijdigheid van incidenteel hoger beroep
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X1 B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2010, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen. De belanghebbende had over het jaar 2000 een navorderingsaanslag en een boete opgelegd gekregen, evenals voor het jaar 2002 een aanslag en een boete. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen verminderd. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft de beroepen tegen de uitspraken van de Inspecteur gegrond verklaard en deze uitspraken vernietigd, waarbij de aanslagen verder zijn verminderd en de boetebeschikkingen zijn vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraken van de Rechtbank heeft vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslag heeft bevestigd. De overige uitspraken van de Inspecteur zijn vernietigd, en de boetes zijn verminderd. De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, met uitzondering van de beslissingen omtrent de vergoeding van griffierechten. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tijdig was ingesteld, en dat het Hof dit terecht heeft behandeld. De Hoge Raad heeft ook de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende toegewezen en een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van redelijke behandelingstermijnen in overweging genomen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.