ECLI:NL:HR:2012:BV9188

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05017
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie en de context van de uitlatingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van belediging van een ambtenaar in functie, specifiek een surveillant van de politie, door hem de woorden "Jij bent een mierenneuker" toe te voegen. De feiten vonden plaats op 25 februari 2010 in Enschede, waar de verdachte door de politie werd aangesproken vanwege overlast. De verdachte heeft de beledigende woorden geuit in de aanwezigheid van meerdere getuigen, waaronder de betrokken agenten.

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat het gebruik van de woorden op zichzelf niet beledigend is, maar dat de beoordeling van belediging afhangt van de context waarin deze woorden zijn gebruikt. Het Hof had echter onvoldoende duidelijk gemaakt wat deze context precies inhield en hoe deze leidde tot de conclusie dat er sprake was van belediging. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak onvoldoende gemotiveerd is en vernietigt deze, waarbij de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het beroep verworpen moest worden, maar de Hoge Raad komt tot een andere beslissing. Dit arrest benadrukt het belang van context bij de beoordeling van beledigende uitlatingen en de noodzaak voor een duidelijke motivering door de lagere rechters.

Uitspraak

8 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/05017
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 1 november 2010, nummer 21/001609-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Greven, advocaat te Almelo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 25 februari 2010, in de gemeente Enschede, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten de surveillant van politie Twente, genaamd [verbalisant 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jij bent een mierenneuker"."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], surveillant van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010017180-2, gesloten en getekend op 25 februari 2010 te Enschede, als bijlage gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 25 februari 2010 omstreeks 14:00 uur werden wij verbalisanten, [verbalisant 1 en 2], op de winkeltelefoon gebeld. Ik, verbalisant [verbalisant 1], hoorde dat de beller zei dat hij een medewerker was van de [A] garage. Hij gaf aan dat er op dat moment drie zwervers in de grote hal van de Twentec stonden en overlast veroorzaakten.
Hierop zijn wij naar de Twentec gegaan en troffen aldaar een viertal mannen aan. Wij herkenden drie van deze mannen als de voor ons ambtshalve bekende [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte]. Wij hebben [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte] verzocht om weg te gaan. Op dat moment zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat [verdachte] een geopend blikje bier pakte en deze mee wilde nemen naar buiten. Ik heb toen het blikje bier afgepakt en heb tegen [verdachte] medegedeeld dat hij het blikje bier niet mocht meenemen.
Op het moment dat wij in ons dienstvoertuig wilden stappen hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2], dat [verdachte] tegen mij zei: "jij bent een mierenneuker". Op het moment dat [verdachte] dit tegen mij zei, stonden er meerdere personen op straat die meekregen wat [verdachte] tegen mij zei. Ik, verbalisant [verbalisant 2], voelde mij op dat moment in mijn goede naam en eer aangetast.
2. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 3], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010017180-3, gesloten en getekend op 25 februari 2010 te Enschede, als bijlage gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zit hier omdat ik ben aangehouden voor belediging van een ambtenaar in functie. Ik zou uw collega's mierenneukers hebben genoemd. Dit kan ik bevestigen.
Vandaag, op 25 februari 2010, stond ik naast de Albert Heijn met een aantal jongens. Dit waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Ik stond half binnen, half buiten de ingang van de parkeergarage gelegen naast de Albert Heijn aan het Hendrik Jan van Heekplein 63 te Enschede. Hier werd ik aangesproken door uw collega's. Ik werd daar naar buiten gestuurd. Binnen stond een geopend blikje bier. Deze wilde ik meenemen om vervolgens het blikje bier in de afvalbak te gooien. Dit werd mij door uw collega afgepakt. De politieagent gooide het bier zelf weg en liep vervolgens weg. Toen ze wegliepen, riep ik dat de mannelijke agent een mierenneuker was. Ik vond hem heel kinderachtig. Ik geef toe dat ik heb geroepen dat hij een mierenneuker was."
2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat, gelet op de context waarin de uitlating is gedaan, er geen sprake is van een belediging. De uitlating van verdachte had niet tot doel de agent te beledigen. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht was op het beledigen van de agent.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat verdachte, nadat het blikje bier door de agent [verbalisant 2] werd afgepakt dat verdachte in de hand had, kennelijk de bedoeling had om de agent door middel van de woorden "jij bent een mierenneuker" beledigend toe te spreken.
Naar het oordeel van het hof houden deze door verdachte gebruikte woorden in de geschetste context een negatief en kwetsend oordeel in over de persoon van de agent. Het verweer wordt verworpen."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat de in de bewezenverklaring vermelde bewoordingen "jij bent een mierenneuker" als belediging in de zin van art. 266 Sr kunnen worden aangemerkt.
3.2. De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010/671).
3.3. Het gebruik van de volgens de bewezenverklaring door de verdachte gebezigde woorden is in het algemeen niet beledigend, zodat in deze zaak de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, afhangt van de context waarin die bewoordingen zijn gebezigd. Het Hof heeft in dit verband in de nadere bewijsoverweging weliswaar verwezen naar "de geschetste context", maar onvoldoende duidelijk gemaakt wat die context in het onderhavige geval precies inhoudt en hoe die context tot het oordeel van het Hof over belediging heeft geleid. De bestreden uitspraak is in dit opzicht dus ontoereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel is gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 mei 2012.