In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk beledigen van een ambtenaar, in dit geval een politieman, tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De tenlastelegging betrof uitlatingen die de verdachte had gedaan op 24 februari 2012, waarbij hij de woorden "ik vind u een mierenneuker" en "eikel" had geuit tegen de verbalisant. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze beledigende woorden heeft geuit in een context waarin een groep jongeren zich op een verboden plaats bevond en niet wilde voldoen aan verzoeken tot legitimatie.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging van de ambtenaar. De verdachte is niet vrijgesproken van de tenlastelegging, maar het hof heeft wel geoordeeld dat er geen sprake was van een onherroepelijke deelvrijspraak.
De strafoplegging bestond uit een geldboete van € 50,00 en één dag hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft ook geoordeeld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, omdat dit vonnis nog niet was gewezen ten tijde van het feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. R. van den Heuvel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.