ECLI:NL:HR:2015:274

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
14/01244
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie door het gebruik van kwetsende taal

In deze zaak gaat het om de vraag of de uitlating "jij bent een mierenneuker" door de verdachte als belediging kan worden aangemerkt in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1956, werd op 25 februari 2010 in Enschede aangehouden door verbalisanten die hem vroegen om weg te gaan. Nadat een agent hem een blikje bier had afgepakt, deed de verdachte de beledigende uitlating in het openbaar, waar meerdere getuigen aanwezig waren. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de context van de uitlating de strekking had om de agent in zijn eer en goede naam aan te tasten, en bevestigde de veroordeling van de verdachte.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de verdachte verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof toereikend had gemotiveerd dat de uitlating in de gegeven context beledigend was. De Hoge Raad bevestigde dat de beoordeling van beledigende uitlatingen afhankelijk is van de context waarin deze worden gedaan. De uitspraak van het Hof werd als juist beschouwd, en de Hoge Raad concludeerde dat de verdachte met zijn uitlating niet alleen de agent persoonlijk had beledigd, maar ook het gezag van de politie had ondermijnd. De beslissing van het Hof werd daarmee bekrachtigd.

Uitspraak

10 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/01244
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 februari 2014, nummer 21/002520-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Greven, advocaat te Enschede, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof zijn oordeel dat de in de bewezenverklaring vermelde bewoordingen "jij bent een mierenneuker" als belediging in de zin van art. 266 Sr kunnen worden aangemerkt ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 25 februari 2010, in de gemeente Enschede, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten de surveillant van politie Twente, genaamd [verbalisant 1] gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jij bent een mierenneuker"."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aanhouding (gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 2010017180-1) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]:
Op donderdag 25 februari 2010 omstreeks 14:00 uur werden wij verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 1], op de winkeltelefoon gebeld. Ik, verbalisant [verbalisant 2], hoorde dat de beller zei dat hij een medewerker was van de Van Heek garage. Hij gaf aan dat er op dat moment drie zwervers in de grote hal van de Twentec stonden en overlast veroorzaakten. Hierop zijn wij naar de Twentec gegaan en troffen aldaar een viertal mannen aan. Wij herkenden drie van deze mannen als de voor ons ambtshalve bekende [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte]. Wij hebben [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte] verzocht om weg te gaan. Op dat moment zag ik, verbalisant [verbalisant 2], dat [verdachte] een geopend blikje bier pakte en deze mee wilde nemen naar buiten. Ik heb toen het blikje bier afgepakt en heb [tegen] [verdachte] medegedeeld dat hij het blikje bier niet mocht meenemen. Op het moment dat wij in ons dienstvoertuig wilden stappen hoorde ik, verbalisant [verbalisant 1], dat [verdachte] tegen mij zei: "jij bent een mierenneuker". Op het moment dat [verdachte] dit tegen mij zei, stonden er meerdere personen op straat die meekregen wat [verdachte] tegen mij zei. Ik, verbalisant [verbalisant 1], voelde mij op dat moment in mijn goede naam en eer aangetast.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 2010017180-1) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik zit hier omdat ik ben aangehouden voor belediging van een ambtenaar in functie. Ik zou uw collega's mierenneukers hebben genoemd. Dit kan ik bevestigen. Ik heb dit inderdaad gezegd. Vandaag, op 25 februari 2010, stond ik naast de Albert Heijn met een aantal jongens. Dit waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Ik stond half binnen, half buiten de ingang van de parkeergarage gelegen naast de Albert Heijn aan het Hendrik Jan van Heekplein 63 te Enschede. Hier werd ik aangesproken door uw collega's. Ik werd daar naar buiten gestuurd. Binnen stond een geopend blikje bier. Deze wilde ik meenemen om vervolgens het blikje bier in de afvalbak te gooien. Dit werd mij door uw collega afgepakt. De politieagent gooide het bier zelf weg en liep vervolgens weg. Toen ze wegliepen, riep ik dat de mannelijke agent een mierenneuker was. Ik vond hem heel kinderachtig. Ik geef toe dat ik heb geroepen dat hij een mierenneuker was."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft aangevoerd dat de strekking van het bezigen van het woord 'mierenneuker' in de context van deze zaak niet beledigend is geweest. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft verbalisant [verbalisant 1], nadat [verbalisant 1] zijn blikje bier had afgepakt, een mierenneuker genoemd. Verdachte verklaarde later dat hij de agent heel kinderachtig vond. Verdachte heeft zijn uitlating gedaan in het openbaar en in aanwezigheid van meerdere personen die deze uitlating konden horen. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte met het bezigen van de woorden "Jij bent een mierenneuker" niet alleen de persoon in kwestie, verbalisant [verbalisant 1], aangetast maar ook het politieoptreden op dat moment en daarmee het gezag van de verbalisant [verbalisant 1] ondermijnd. Er is naar het oordeel van het hof sprake van een samenhangend complex van handelingen door een politieagent die op dat moment bezig was met de ordehandhaving. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de uitlating "jij bent een mierenneuker" de strekking had de agent in zijn goede naam en eer aan te tasten. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen."
2.3.
De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9796, NJ 2010/671).
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte, nadat zijn blikje bier was afgepakt, verbalisant [verbalisant 1] die bezig was met de ordehandhaving in het openbaar en waarneembaar voor aanwezige derden, heeft toegevoegd de woorden "jij bent een mierenneuker", daarmee het gezag van de optredende politieagent ondermijnend. Het oordeel van het Hof dat die uitlating in deze context de strekking had de agent in zijn eer en goede naam aan te tasten is niet ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 februari 2015.