ECLI:NL:HR:2012:BV7395
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding bij ongegrond hoger beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 2011, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting en een daarbij opgelegde boete. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de boete, maar de Inspecteur handhaafde deze beslissingen. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop volgde een cassatieberoep bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt over de proceskostenvergoeding in het geval dat zowel het principale als het incidentele hoger beroep ongegrond is verklaard. De Hoge Raad stelt dat proceshandelingen in het kader van het incidentele hoger beroep op dezelfde wijze behandeld moeten worden als die van het principale hoger beroep. Dit betekent dat als het incidentele hoger beroep ongegrond wordt verklaard, het bestuursorgaan (de Inspecteur) veroordeeld kan worden in de kosten die de belanghebbende heeft moeten maken.
In dit geval heeft het Hof geen proceskostenvergoeding toegekend aan de belanghebbende, wat volgens de Hoge Raad niet voldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof voor wat betreft de beslissing over de proceskostenvergoeding, en veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De Hoge Raad legt de proceskosten vast op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 454 voor griffierecht.