ECLI:NL:HR:2012:BV1767
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en de reikwijdte van 'niet redelijk voordeel' volgens art. 7:264 BW
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of de door verhuurster Ymere bedongen kosten voor administratie- of verhuurkosten een 'niet redelijk voordeel' opleveren in de zin van artikel 7:264 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Bewonersvereniging Nellestein, die de belangen van huurders behartigt, heeft in eerste aanleg gesteld dat Ymere, voor zover de vergoeding het bedrag van € 26,50 overschrijdt, een niet redelijk voordeel heeft bedongen. De kantonrechter oordeelde dat Ymere aan de huurders kosten in rekening mag brengen voor een naamplaatje en voorlichtingsmateriaal, maar dat de overige kosten leiden tot een onredelijk voordeel voor Ymere. Dit vonnis werd door het hof bekrachtigd, waarbij het hof als uitgangspunt nam dat een niet redelijk voordeel bestaat indien de huurder niet is gebaat bij de prestatie waarvoor de vergoeding in rekening wordt gebracht.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en stelt dat de redelijkheid van de kosten moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad benadrukt dat partijen bij het aangaan van een huurovereenkomst in beginsel vrij zijn om een voordeel voor zichzelf te bedingen, maar dat artikel 7:264 lid 1 BW grenzen stelt aan deze vrijheid ter bescherming van de partijen tegen misstanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Ymere en oordeelt dat de kosten die aan huurders in rekening worden gebracht, voor zover deze niet betrekking hebben op de eerder genoemde kosten, als onredelijk kunnen worden aangemerkt. Ymere wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Bewonersvereniging zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.